Een glazen doosje met twee gaten, geen ledikant of wieg. Nee, dit is jou thuis. Lief, mooi meisje, wat is het verschrikkelijk; jij verbonden aan slangen met een luier tot je oksels, maar dat is niet alles wat ik zie.
Ik zie ook een dapper en sterk meisje met een ijzeren wil. Dan zijn we vol hoop, vervolgens weer vrees, want toch zie je geel.
Maar samen staan we sterk. Door de gaten van jou huisje houd ik je handje vast, streel ik je hand en je gezicht. Zo samen zijn is zo fijn! Terwijl onze hartslag elkaar weer vindt, zing en fluister ik naar jou een gedicht.